Castratie van de kater

Waarom?

Bij de castratie van de kater worden de testikels (zaadballen) verwijderd. Daardoor kan de kater zich niet meer voortplanten. De gecastreerde kater zal minder geneigd zijn om ver van huis te zwerven en zal minder snel vechten met andere katers. Daardoor loopt hij ook minder kans op vechtwonden en –abcessen. Ook de kans dat hij een virus als FIV (kattenaids) of FeLV (kattenleukemie) oploopt is minder groot. Het markeren van het territorium door urine te sproeien wordt met castratie meestal voorkomen.

De operatie

De kater krijgt een algehele narcose door middel van een injectie. Ook geven we een pijnstillende injectie. De haren op de balzakjes worden verwijderd en de huid wordt gewassen en gedesinfecteerd. De zaadballen worden elk via een kleine snede naar buiten gebracht en nadat de zaadleider en bloedvaatjes zijn afgebonden, worden ze verwijderd. De twee kleine wondjes worden opengelaten: deze groeien snel dicht. Katers herstellen snel van deze operatie.

Wanneer?

U kunt een afspraak maken voor de castratie van uw kater vanaf het moment dat hij 6 maanden oud is. Vanaf 12 uur voor de operatie mag de kater niet hebben gegeten, in verband met de narcose. De operatie vindt ’s ochtends plaats en ’s middags mag de kater weer naar huis. Door het wegvallen van de hormonen hebben katers na de castratie een minder snelle stofwisseling. Daarom hebben ze gemiddeld ongeveer 20% minder eten nodig dan ongecastreerde katers. Zo kunt u voorkomen dat uw kater overgewicht krijgt. Dat geeft namelijk meer kans op gezondheidsproblemen, zoals blaasklachten. Er bestaat speciale voeding voor gecastreerde katers, die minder calorieën bevat.